Friday, May 16, 2008

Entropy

Een dezer dagen liep ik tegen het boek “Entropy” aan, van Jeremy Rifkin. “Entropy” stamt uit 1980, maar de thematiek – de uiputting van de fossiele energiebronnen – is nog verbazingwekkend actueel en de kijk daarop boeiend. (Rifkin was adviseur van Romano Prodi toen die voorzitter was van de Europese Commissie, en hij is de auteur van o.a. “De Waterstofeconomie” en “De Europese Droom”.) In het boek kondigt Rifkin een nieuwe kijk op de wereld die uitgaat van de tweede wet van de thermodynamica, die zegt dat de entropie – de wanorde – in het universum alleen maar toe kan nemen. De totale hoeveelheid energie is constant, maar de beschikbare energie – die arbeid kan verrichten - neemt alleen maar af ten koste van een groeiende entropie. Als de entropie maximaal is, is het einde der tijden gekomen. De huidige geïndustrialiseerde, mechanische wereld zou gestoeld zijn op de ideeën van Locke, dat hoe meer natuurlijke bronnen we weten in te zetten, des te meer waarde en vooruitgang gecreëerd wordt. Onontgonnen natuur is per definitie afval. Maar volgens de wet van de entropie gaat elke ordening ten koste van de beschikbare energie. Hoe meer energie gebruikt wordt, des te sneller de beschikbare energie opgesoupeerd wordt en een energie- en grondstoffencrisis zich aan zal dienen. Heel simpel: een samenleving die gebaseerd is op fossiele brandstoffen en minerale grondstoffen zal eerder met uigeputte bronnen te maken krijgen naarmate zij er meer van verbruikt. Er moet sneller naar een alternatief materiaal- en energiesysteem overgegaan worden. In dit perspectief wordt het hoge energieverbruik van een ‘ontwikkelde’ wereld van een teken van vooruitgang een symptoom van destructie en armoede. Dat klinkt wat vreemd, als je denkt aan de gezondheid en levensverwachting van Europeanen in vergelijking met de hongerbuikjes in Afkrika. Maar daar stelt Rifkin weer tegenover dat industrialisatie de vooruitgang niet heeft kunnen uitbannen en de ziektekosten die nodig zijn om Europeanen en Amerikanen op de been te houden de pan uit rijzen tengevolge van de bijeffecten van het gemechaniseerde tijdperk. De boodschap van “Entropie” is in wezen een hele actuele: de fossiele brandstoffen en minerale grondstoffen zijn eindig, uitputting van deze voorraden is nabij, een transitie naar een ander materiaal- en energiesysteem is onvermijdelijk. Nu, bijna dertig jaar later, inmiddels ver in het informatietijdperk, is dit verhaal relevanter dan ooit. Maar hoe lossen we dit op? De entropiewet zegt eigenlijk, dat hoe langer we het willen volhouden, hoe minder entropie gecreëerd moet worden, hoe minder energie we moeten verspillen. Naar een ‘low-entropy world’, eentje met een lage energie- en materiaalstroom gebaseerd op hernieuwbare bronnen. Een beetje deprimerend: mag dan niets meer? Hoe moeten we dan leven? Liefde. Het antwoord is liefde. Hier lijken we te gaan zweven. Ik geloof niet dat ik het helemaal begrijp, maar ik vind het mooi hoe een keiharde natuurwet stuurt naar new age. Rifkin (“Entropy”, pp. 255-256): “The ultimate moral imperative, then, is to waste as little energy as possible. By so doing, we are expressing our love of life and our loving commitment to the continued unfolding of all of life. Therefore, when we speak of love in the universal sense, we are speaking of that deep spirit of oneness that acknowledges that we are each an insperable part of the total flow that is the becoming process of life itself. Love is not antientropic, as some would like to believe. If love were antientropic, it would be a force in opposition of becoming, for the entropic flow and becoming go hand in hand. Rather, love is an act of spreme commitment to the unfolding process. That is why the highest form of love is self-sacrifice – the willingness to go without, even to give one’s own life, if necessary, to foster life itself. Love is a gentle, subtle force that conveys a feeling of total awareness and integration with universal rhythm that is the becoming process. By its expression, love acknowledges a master plan for the unfolding of the physical sojourn in the universe, even as it acknowledges the impossibility of ever fully understanding the mysteries that lie behind it. It is at once a statement of faith in the ultimate goodness of that cosmic process and an act of total, unconditional surrender to the natural rhythmic flow that carries all physical reality along its course. Love, then, is a savoring experience. It attempts neither to speed up nor to arrest the becoming process because in its pure form it is simply the embodiment of that universal cosmic rhythm that is meant to be represented and adhered to. In the end, our individual presence rests forever in the collective soul of the unfolding process itself. To conserve as best we can the fixed endowment that was left to us, and to respect as best we can the natural rhythm that governs the becoming process, is to express our ultimate love for all life that preceded us and all life that will follow.”

No comments:

Post a Comment