Tuesday, May 20, 2008

Oisterwijk

De voorbije twee dagen verbleef ik in Oisterwijk, Brabant, voor een cursus. Wat was het daar schitterend! Ik bedoel niet de cursus, hoe boeiend die ook was, maar die hectaren heide, bos en vennen temidden waarvan mijn medecursisten en ik onze innerlijke overtuigingen onderzochten. Maandagmorgen werd ik al vroeg gewekt door een bijna oorverdovend lawaai van verschillende vogelgeluiden. Terwijl ik mijn ogen gesloten hield om de slaap weer te vatten, hoorde ik spechten roffelen tegen boomstammen, koolmeesjes, vinken, duivengekoer, in de verte een koekoek en merels die strijdden om de eer in dit zangvogelsongfestival. Voor mij als stedeling een ongewone wake-up call. Van slapen zou toch niets meer komen, dus snel stapte ik vanuit bed in mijn loopschoenen om de vroege gevederde artiesten te groeten. De zon stond nog laag, haar licht scheen warm maar fris over de roze bloemen en goudgele gras van de Kampinaheide. Het halfnatte zand dempte mijn passen. Een eenzaam hert sprong verschrikt weg toen het mij plots zag naderen. Ik maakte mijn borst groot om de nog koele geur van de heide op te snuiven en mij te warmen aan de vlakke zonnestralen. De dauw boven het ven begon al op te lossen en in de verte zwol het dissonante geluid van autoverkeer aan. Nog even groette ik het zwanenpaar dat mij vanaf het spiegelgladde water in de gaten hield voor ik het pad koos dat mij terugbracht naar de weg waaraan mijn herberg lag. Energieker dan ik begonnen was beeindigde ik mijn duurloop. Alleen al om te kunnen lopen in dit gebied is een goede reden hier een cursus te volgen. Wel verwarrend: de cursus moet mij beter moet doen functioneren in de snelle economie die hier al gauw relatief en heel ver weg lijkt.

Friday, May 16, 2008

Entropy

Een dezer dagen liep ik tegen het boek “Entropy” aan, van Jeremy Rifkin. “Entropy” stamt uit 1980, maar de thematiek – de uiputting van de fossiele energiebronnen – is nog verbazingwekkend actueel en de kijk daarop boeiend. (Rifkin was adviseur van Romano Prodi toen die voorzitter was van de Europese Commissie, en hij is de auteur van o.a. “De Waterstofeconomie” en “De Europese Droom”.) In het boek kondigt Rifkin een nieuwe kijk op de wereld die uitgaat van de tweede wet van de thermodynamica, die zegt dat de entropie – de wanorde – in het universum alleen maar toe kan nemen. De totale hoeveelheid energie is constant, maar de beschikbare energie – die arbeid kan verrichten - neemt alleen maar af ten koste van een groeiende entropie. Als de entropie maximaal is, is het einde der tijden gekomen. De huidige geïndustrialiseerde, mechanische wereld zou gestoeld zijn op de ideeën van Locke, dat hoe meer natuurlijke bronnen we weten in te zetten, des te meer waarde en vooruitgang gecreëerd wordt. Onontgonnen natuur is per definitie afval. Maar volgens de wet van de entropie gaat elke ordening ten koste van de beschikbare energie. Hoe meer energie gebruikt wordt, des te sneller de beschikbare energie opgesoupeerd wordt en een energie- en grondstoffencrisis zich aan zal dienen. Heel simpel: een samenleving die gebaseerd is op fossiele brandstoffen en minerale grondstoffen zal eerder met uigeputte bronnen te maken krijgen naarmate zij er meer van verbruikt. Er moet sneller naar een alternatief materiaal- en energiesysteem overgegaan worden. In dit perspectief wordt het hoge energieverbruik van een ‘ontwikkelde’ wereld van een teken van vooruitgang een symptoom van destructie en armoede. Dat klinkt wat vreemd, als je denkt aan de gezondheid en levensverwachting van Europeanen in vergelijking met de hongerbuikjes in Afkrika. Maar daar stelt Rifkin weer tegenover dat industrialisatie de vooruitgang niet heeft kunnen uitbannen en de ziektekosten die nodig zijn om Europeanen en Amerikanen op de been te houden de pan uit rijzen tengevolge van de bijeffecten van het gemechaniseerde tijdperk. De boodschap van “Entropie” is in wezen een hele actuele: de fossiele brandstoffen en minerale grondstoffen zijn eindig, uitputting van deze voorraden is nabij, een transitie naar een ander materiaal- en energiesysteem is onvermijdelijk. Nu, bijna dertig jaar later, inmiddels ver in het informatietijdperk, is dit verhaal relevanter dan ooit. Maar hoe lossen we dit op? De entropiewet zegt eigenlijk, dat hoe langer we het willen volhouden, hoe minder entropie gecreëerd moet worden, hoe minder energie we moeten verspillen. Naar een ‘low-entropy world’, eentje met een lage energie- en materiaalstroom gebaseerd op hernieuwbare bronnen. Een beetje deprimerend: mag dan niets meer? Hoe moeten we dan leven? Liefde. Het antwoord is liefde. Hier lijken we te gaan zweven. Ik geloof niet dat ik het helemaal begrijp, maar ik vind het mooi hoe een keiharde natuurwet stuurt naar new age. Rifkin (“Entropy”, pp. 255-256): “The ultimate moral imperative, then, is to waste as little energy as possible. By so doing, we are expressing our love of life and our loving commitment to the continued unfolding of all of life. Therefore, when we speak of love in the universal sense, we are speaking of that deep spirit of oneness that acknowledges that we are each an insperable part of the total flow that is the becoming process of life itself. Love is not antientropic, as some would like to believe. If love were antientropic, it would be a force in opposition of becoming, for the entropic flow and becoming go hand in hand. Rather, love is an act of spreme commitment to the unfolding process. That is why the highest form of love is self-sacrifice – the willingness to go without, even to give one’s own life, if necessary, to foster life itself. Love is a gentle, subtle force that conveys a feeling of total awareness and integration with universal rhythm that is the becoming process. By its expression, love acknowledges a master plan for the unfolding of the physical sojourn in the universe, even as it acknowledges the impossibility of ever fully understanding the mysteries that lie behind it. It is at once a statement of faith in the ultimate goodness of that cosmic process and an act of total, unconditional surrender to the natural rhythmic flow that carries all physical reality along its course. Love, then, is a savoring experience. It attempts neither to speed up nor to arrest the becoming process because in its pure form it is simply the embodiment of that universal cosmic rhythm that is meant to be represented and adhered to. In the end, our individual presence rests forever in the collective soul of the unfolding process itself. To conserve as best we can the fixed endowment that was left to us, and to respect as best we can the natural rhythm that governs the becoming process, is to express our ultimate love for all life that preceded us and all life that will follow.”

Friday, May 09, 2008

Skitoer

Met z'n zessen zaten we op 2430 m in de lekker warme (volgense sommige loeihete) stube van de Langtalereckhütte, aan het einde van Oetztal, om een houten tafel en tuurden naar de landkaart van de omgeving die daarop lag. Waar zouden we morgen naartoe gaan? Buiten was het al donker geworden, maar dat maakte weinig verschil, want ook overdag belette de nevel en de sneeuw het zicht. Gids Hermann liet zijn vinger over de hoogtelijnen, gletsjerspleten en waterstroompjes glijden op zoek naar de route naar de Mittlere Seelenkogel, even ten zuidoosten van de hut, maar 1000 meter hoger. "Hij staat er helemaal niet op!" riep hij teleurgesteld. "Wat is dit voor kaart." Op de voorkant stond een datum: uitegegeven in 2000. De gids haalde zijn eigen exemplaar, uit 2008, en spreidde hem uit naast zijn oudere broer. Met z'n zessen bestudeerden we de verschillen. Niet alleen bleken er inmiddels vele nieuwe toerskiroutes bijgekomen en enkele verdwenen, maar ook de landschapstekeningen waren niet identiek. De vaste grond was niet verschoven, maar de randen en hoogtelijnen van de gletsjers waren toch echt aan de wandel gegaan. In vijf jaar - het verschil in gletsjerstand tussen de twee kaarten - was er blijkbaar merkbaar iets gebeurd. Wij Nederlandse toeristen waren verrast dat de opwarming van de aarde hier vrij direct zichtbaar was. In Nederland hebben wij weliswaar al lang geen elfstendentocht meer gehad, maar het zou zomaar weer kunnen gebeuren. Verder is er weinig schokkends zichtbaar. Hermann was allerminst verrast. Hij leidde al 40 jaar mensen door de Alpen en had het ijs zich steeds hoger terug zien trekken. Van hutten die in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw pal onder het uiteinde van een gletsjer waren gebouwd, moest nu een flinke wandeling ondernomen worden voor de stijgijzers ondergebonden hoefden te worden. In plat Beiers dialect informeerde een krasse oude medegast naar onze routeplannen. Zijn ogen gingen stalen toen wij vertelden dat ons doel de Mittleren Seelenkogel zou zijn. "O, dan skiën jullie zeker aan de andere kant over de gletsjer naar het dal terug?", want zo had hij het acht jaar geleden gedaan toen hij hier was. "Nee, nee", zei Hermann, "dat is onmogelijk. Tegenwoordig moet je dan eerst een stuk abseilen vanaf de graat voor je de ski's onder kunt binden. Die gletsjers is veel dunner geworden." De Duitser maakte grote ogen. Hij was geen onervaren man in de bergen - een broche van de Duitse alpenvereniging ter indicatie van zijn 40-jarig lidmaatschap prijkte trots op zijn fleecetrui - maar dat het zo snel ging was ook een verrassing voor hem. De volgende dat verhinderden de omstandigheden dat wij de top van de Seelenkogel helemaal konden beklimmen. Maar de skitocht terug over de westflank was een waardige afsluiting van deze prachtige eerste week op toerski's.