Tuesday, February 26, 2008

Boer Geert

Vanmiddag bij 'Boer Geert' een broodje gehaald. O, desillusie. "De lekkerste broodjes van Nederland", volgens JB. We moesten ervoor naar Zaandam (vanuit A'dam Noord). Leuk, dacht ik, ik stop m'n boterhammetjes wel in de koelkast, want bij het vooruitzicht van een kleinschalig ambachtelijk bakkertje, dat nog eer ontleent aan zijn vak, om vier uur opstaat om zelf het graan te malen en het deeg te kneden, terwijl vrouwlief de koffie kookt, liep het water me al in de mond. In de auto maken we plannen om de lieve man te helpen zijn autenticiteit met web 2.0 toepassingen een groter publiek te laten bereiken. Maar als we op de afdrit van de snelweg op een industrieterrein af rijden lacht Boer Geert ons al toe. Boer Geert is een lachend stripfiguur met een broodje in zijn handen, in neon uitgevoerd op de geven van een glazen fast-food corner, goed zichtbaar voor voorbijrazend verkeer. Beetje arrogante jongelui draaien luidruchtig productie achter een toonbank vol reeds belegde broodjes. Wat een naieveling ben ik ook. De bocaccia carpaccio smaakt overigens prima. En het pistoletje warm vlees krijgt de ongedurige kinderen op de rode Happy Days-krukjes eventjes stil.

Monday, February 25, 2008

Clingendaelcross

Lekker rennen door het bos, dat is wat crossen is. Dacht ik, althans. Gister de raceschoentjes eindelijk weer eens van stal gehaald om in het Clingendaelse bos te heersen in de Clingendaelcross, georganiseerd door The Hague Road Runners (waarom ze zich een angelsaksische naam aanmeten, geen idee. Misschien is het vanwegen de dubbelzinnige interprateerbaarheid van het Nederlandse Haagse Weglopers). Mooi weer, en het parcours ging door bekend terrein, want ik maak in trainingen geregeld gebruik van dezelfde omgeving. Drie rondes van 2,4 km, totaal 7,2. Meteen vol erin geknald. Draaien, keren, omlaag, boomstronk...ik had geen idee waar ik was, gewoon de linten volgen. Na twee rondes probeerde ik wat mondvocht kwijt te raken om de laatste ronde volledig vrij te kunnen ademen, maar dat mislukte gedeeltelijk. Vast geen fraai gezicht, maar er stonden niet zo veel mensen langs de kant om indruk op te maken. Het was een solistische strijd van 25 minuten en 33 seconden: 4e. Lekker gerend, vonden ook mijn bronchiën, maar geen hert of vos gezien. Merijn deed ook mee, niet helemaal voluit na een monstertraining de dag ervoor, wel gewoon weer in de vrouwentop.

Knappe koppen

Vrijdag jl. bezocht ik de promotie van een vriend van mijn vriendin aan de TU in Delft. In de twintig minuten voorafgaande aan de officiële verdediging wist hij het lekenpubliek opvallend goed inzichtelijk te maken wat achter de titel 'Sub-10 nm focused electron beam induced deposition'. Iets met regendruppels tellen en Poisson, wat niet gelijk stond aan vis. De vragen waaraan de achtkoppige promotiecommissie hem vervolgens onderwierp en de antwoorden daarop waren daardoor enigszins begrijpelijk. Maar voor het publiek was de ceremonie nog het mooist. In stilte kwamen de professoren in zachtglanzende, zware, zwarte toga's de zaal binnen, voorafgegaan door een strengkijkende pedel met staf. De promovendus en zijn paranymfen keurig in rokkostuum. Elke vraag werd ingeleid met 'waarde promovendus', die op zijn beurt geen antwoord gaf zonder zijn bewustzijn van de 'hooggeleerdheid' van zijn 'opponent' te laten blijken. Na precies een uur ging de deur van de zaal weer open: entrée de pedel. Een teken voor de promovendus dat het verlossende 'hora est' weldra zou klinken, maar door de voorzitter van de commissie genegeerd - onverstoorbaar zijn vraag vervolgend - tot daadwerkelijk de staf de grond raakt. Je kunt je afvragen moet dat nou, al die poespas? Maar ik raak meer en meer overtuigd dat dit soort tradities ook een functie hebben. Het draagt bij aan de erkenning en waardering van de promovendus en de universiteit als instituut voor excellentie. Voor mij gaat er een aantrekkingskracht vanuit: je moet er wat voor doen om er te komen, maar dan heb je ook wat: respect en verantwoordelijkheid. Die exclusiviteit drijft op kwaliteitsborging, en wellicht is de procedure daarom ingesteld. In tegenstelling tot rare praktijken bij de corporale studentenverenigingen vindt zo'n promotie in de openbaarheid plaats, waardoor het instituut behoed kan worden voor sectarisme. Prachtige ceremonie, zo'n promotie. En niet zonder humor! De promovendus wordt namelijk geacht een tiental stellingen bij zijn proefschrift te voegen waarvan enkele geen verband houden met het onderwerp daarvan. Dat biedt ruimte voor prikkelende, luchtiger discussies. Het wordt alleen wat pijnlijk als een hooggeleerd commissielid een stelling aanvalt waarvoor hij nou net niet heeft doorgeleerd. Wel emanciperend voor het publiek: knappe koppen? Ook dat is relatief.

Thursday, February 21, 2008

Perspectief

Het vorige bericht heeft toch een ietwat treurige toon. Misschien is dat wat uit balans. Een uitweg uit energiezekerheid en klimaatverandering achtte ik mogelijk, maar waarom dan? Ik zei dat deze twee tot tegenstellingen op het internationale toneel leiden, maar niettemin zijn veel oplossingen in de vorm van duurzame energie en 'cleantech' wel een verlichting voor beide problemen. Het gaat erom dat ze voldoende snel voldoende schaal bereiken, zonder al te veel negatieve bijeffecten. Dat gebeurt nu nog niet, omdat ze nog duur zijn. De markt doet het dus niet en de overheid durft het niet. Wachten op tot de onderzoek de kosten zover omlaag heeft gebracht tot de - oneerlijke - concurrentie met vervuilende technologie aangegaan kan worden duurt te lang. Maar als in dat laatste een doorbraak gemaakt kan worden kan het snel gaan. Natuurlijk betekent dat extra kosten voor de belastingbetaler, maar is dat nou zo erg? Sinds de jaren vijftig worden we al niet meer gelukkiger van extra inkomen. Kijk naar wat het oplevert: schone lucht, stillere auto's, verbeterde veiligheid nieuwe exportproducten en nieuwe bindende trots. Als de politieke wil er is, en wij burgers die de kans geven, dan lijkt me dit een prachtig perspectief en zo ondenkbaar niet.

Tuesday, February 19, 2008

Gurmit Singh K.S.

Gisteravond bezocht ik een lezing van het Society for International Development (SID) aan de Vrije Universiteit. Het SID had Gurmit Singh K.S. uitgenodigd zijn visie te geven op 'political ways and means to address climate change'. Dhr. Singh is voorzitter van het Maleisische CETDEM, Center for Environment, Tecnology & Development of Malaysia, een echte milieugoeroe, gepokt en gemazeld, want al 18 jaar actief op het internationale toneel strijdend tegen klimaatverandering. Hij schudde hij de zaal direct wakker met zijn schrille, keiharde stemgeluid, doorgegeven door een geluidsinstallatie die nog op de mompelende en aarzelende opening van de dagvoorzitter was afgesteld. Maar ook de inhoud kwam aan. De vermeende vooruitgang in de klimaatonderhandelingen op Bali was een lege huls, we zijn geen stap verder. De EU kreeg er van langs voor zijn inconsistente gedrag in de klimaatonderhandelingen en het gat dat er gaapt tussen mooie woorden en feitelijke afspraken (ref. G8). Het was volgens Singh toch echt zo dat de rijke landen historisch en moreel verplicht zijn het voortouw te nemen in CO2-reductie. We zouden de Amerikanen niet moeten overtuigen Kyoto te ratificeren, maar hen moeten houden aan de verplichting die ook zij zijn aangegaan jegens de VN-klimaatconventie (UNFCCCC), om broeikasgasconcentraties in de atmosfeer te stabiliseren teneinde gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen en duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Want daar gaat het om: voedselveiligheid en duurzame economische ontwikkeling. Co-referent Pier Vellinga noemde klimaatverandering de grootste test voor internationale samenwerking. Hij onderschreef de woorden van Singh, maar riep ook op constructief optmistisch te zijn. Want in de laatste 15 maanden is meer vooruitgang geboekt (in denken) dan in de 15 jaren ervoor. Een wereldwijd klimaatverdrag, is zijn verwachting, zal volgen op een eenvoudiger deal tussen de grote broeikasgasemitters. En misschien moesten we het meer zoeken in een uitruil met andere grote issues, zoals ontwikkeling en aanpassing aan gevolgen van klimaatverandering. "Cap & convergence" noemde Vellinga ook, een principe in klimaatovereenkomsten: broeikasgaslimieten stellen voor verschillende landen en die langzaam naar elkaar toe laten convergeren op een eerlijke basis van ton-CO2 per hoofd. Uitruil en convergentie, dat betekent inleveren. Singh zei het zo: rijke landen moeten hun gewoontes herijken, ontwikkelingslanden hun aspiraties. En internationale samenwerking, dus. Een aantal maanden eerder echter, constateerde Michael Klare in dezelfde lezingencyclus dat zich een internationele machtsstrijd ontwikkelt om toegang tot fossiele energiebronnen veilig te stellen, en dat deze strijd militariseert. Waren voorheen de energiezekeheid en de klimaatverandering drijvende krachten voor dezelfde oplossingen, nu lijken ze elkaar in de weg te staan. Is voor een vreedzame uitweg uit deze twee crises een uitruil noodzakelijk, om recht te doen aan belangen van olie- en gasproducenten (Rusland en Midden-Oosten), ontwikkelingsbelangen van energiehongerig China en andere opkomende economieën en ontwikkelingslanden? Ik vind het moeilijk optimistisch te blijven. Er mag dan veel gebeurd zijn in de laatste 15 maanden, maar internationaal gaan de vorderingen traag. Ondertussen voltrekt klimaatverandering zich langs de meest pessimistische scenario's en weten we niet in welke abrupte veranderingen deze zich manifesteert en welke positieve terugkoppelingseffecten worden aangezwengeld. Van een trendbreuk in de ontwikkeling van broeikasgasemissies lijkt voorlopig geen sprake en maakt de zorg om de ijsbeer plaats voor hoop dat het poolijs snel de weg vrijmaakt om ook de allerlaatste druppel olie uit de grond te zuigen voor onze Hummer. O, Paaseiland. Misschien is mijn zorg ongegrond. Zou kunnen. Want ik denk ook dat het wel kán, dat een (vreedzame) uitweg mogelijk is. Maar elke keer als mensen bij de regering aankloppen voor compensatie voor gestegen brandstofprijzen (Zalm gaf niet toe in 2005), wordt dit geloof beproefd.

Friday, February 15, 2008

Ooit de Vasaloppet?

Vandaag voel ik het eindelijk niet meer, die stijfmakende spierpijn in mijn liezen. Hoe het kwam? Vorige week was ik op wintersport in Scuol. Dat ligt in het Unterengadin in Zwitserland. We logeerden in Val Sinestra, een oud-kuurhuis dat diep in een zijdal tussen de bomen staat. Het wordt nu gerund door Nederlanders als vakantiegasthuis. Als je er logeert hoef je je nergens meer druk over te maken. Je wordt vervoerd naar en van de pistes, eten is geregeld, ski's kun je aan huis huren. Je moet alleen zorgen dat je wat te doen hebt, want op deze manier blijft natuurlijk tijd over en 'even naar het dorp' is er niet bij. De hele week heb ik heerlijk geskied op en om de pistes van Scuol, met uitzicht op helderwitte toppen, waarachter Italië schuilgaat. De laatste dag wilde ik toch een keer wat anders doen en besloot me aan het langlaufen te wagen. Geen probleem, skietjes huren en gaan. Je moet wel kiezen: wil je de klassieke stijl beoefenen of 'skating'. Skating gaat harder, en als ex-schaatser zou dat niet al te moeilijk moeten zijn. Maar ik schatte dat de klassieke stijl meer op hardlopen lijkt, dus dat leek me een beter training voor iemand met ambitites in die sport. Bovendien, gloeit sinds afgelopen zomer een klein vuurtje in mij om ooit nog eens deel te nemen aan de Vasaloppet, en die vereist de klassieke stijl. De Vasaloppet is de Elfstedentocht van het langlaufen. 90 km door de bossen in Midden-Zweden, bij Mora. Een mega-event. Elk jaar doen vele duizenden mensen mee, strijdend om voor sluitingstijd de finish te halen. De tijdslimiet is net zo meedogenloos als die in de Friese Elfsteden. Afgelopen zomer was ik met Merijn in de buurt en hebben we het Vasaloppetmuseum bezocht, vlak naast de finishlocatie. Buiten geen sneeuwpiste, maar door regendruppels geteisterd asfalt. Een bekertje bosbessoep en de zwart-witbeelden van oude helden in actie hebben blijvende indruk gemaakt. Ik moest ook een keer. En vorige week ging ik dus oefenen. De eerste meters waren wat onzeker, maar zolang die dunne ski's in de geulen van de loipe gleden ging het goed. Op een foto had ik gezien hoe een mooie slag eruit moest zien, kijk maar: Ziet er niet al te moeilijk uit, toch? Dus met overgave boog ik iets voorover, zwaaide met m'n armen de lange stokken naar voren en naar achteren, ondertussen op een been glijdend en de ander naar achter strekkend, zo dat de achterste ski iets los komt van de sneeuw. Piece of cake. 21 km lang hebben m'n vader en ik voortgeworsteld door het ijskoude dal. Geworsteld ja, want al snel had ik het gevoel een hoop arbeid te verrichten zonder dat dat een bevredigend vaartje opleverde. De afzet naar achter leek een trap in het luchtledige, het glijden leek op fietsen met een aanlopend wiel. Als het omhoog ging was het niet anders dan lopen, maar dan met van die lange latten aan je voeten. Ondertussen gleden de 'skaters' een voor een soepeltjes voorbij. Warm kreeg ik het er wel van, en dus die spierpijn, in de liezen, evenals een groeiend ontzag voor de 90 km klassieker in Zweden en de mensen die hem hadden volbracht. De Vasaloppet is dus nog aantrekkelijker geworden. 2 maart 2008 wordt ie dit jaar 'gelaufen', nu nog zonder mij. De terugweg, stroomopwaarts langs de Inn, beoordeelden we als 'niet in het schema passend' en stapten met de ski's in de hand de bus naar Scuol in.